Verschillende plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen lagen vroeger op eilanden. Het land eromheen is later ingepolderd.
In het zuiden van Zeeuws-Vlaanderen lag een verdedigingslinie, bestaande uit forten en vestingsteden. Aan het einde van de 18de eeuw werd besloten om het gebied eromheen, tussen Hulst en Sas van Gent te bedijken. Hierdoor ontstonden verschillende polders, die niet alleen een landbouwfunctie hadden, maar ook bedoeld waren als inundatiegebied voor de waterlinie.
Voor de inpolderingen werd begonnen met de aanleg van dijken en afwaterings- en inundatiesluizen. De Zwartenhoekse Zeesluis bij de buurtschap Zwartenhoek is er daar een van. De sluis is ongeveer 18 meter lang en bestaat uit drie kokers van elk 2,4 meter doorsnee. Deze kokers zijn onderling verbonden via twee doorgangen. Van de schuiven, die in de kokers naar beneden gelaten konden worden, is alleen die in de middelste koker bewaard gebleven. De sluis is geheel bekleed met Escosijnse steen, een kalksteensoort uit België.